Zeevonk, Young hearts, Yuku en de Himalayabloem, Binti, Cloudboy,… Wat een weelde aan geweldige Belgische jeugdfilms de afgelopen jaren! Dat doet dromen van meer. Tijdens de jaarlijkse WANDA-talk op Jeugdfilmfestival Antwerpen, georganiseerd met steun van deAuteurs en Creative Europe MEDIA Desk Vlaanderen, gluurden we dan ook bij de buren. Wat doen zij om de vele ideeën van enthousiaste filmmakers in productie te brengen?
Het is een terugkerend verhaal: veelbelovende filmplannen van getalenteerde makers blijven hangen in de zogenaamde 'productionele flessenhals’. Sprankelende ideeën verdwijnen voorgoed door afgewezen subsidieaanvragen en minimale budgetten.
Onze noorderburen profileren zich al jaren als marktleiders op het vlak van kwalitatieve productie voor het jonge publiek. Ondersteund door de Nederlandse omroepen, de sterke traditie in jeugdliteratuur en de goodwill van het publiek, omarmt Nederland ‘jeugdfilm’ als een sterk merk om fier op te zijn. Dat bevestigen panelleden Laure Van Medegael (producent van o.a. de Dikkie Dik-films), Lotte Bronshoff (kinderfilm consulent bij het Nederlands Filmfonds) en Signe Zeilich-Jensen (researcher en programmator).
In Nederland is het label ‘jeugdfilm’ sterker dan het label ‘arthouse film’.
De hogere investeringsbudgetten leiden per definitie tot meer waardering en een hogere status voor kinderfilms. Én… het brengt op. Bronshoff: “Kijk naar de feiten! De doorsnee jeugdfilm scoort in Nederland vaak beter dan andere titels. Om nog maar te zwijgen van het potentiële internationale publieksbereik, festivalselecties, awards, enzovoort. In Nederland is het label ‘jeugdfilm’ zoveel sterker dan het label ‘arthouse film’. Dat maakt neerkijken op kinderfilm extra dom.”
Hoewel kinderen hun verhalen vandaag eerder online vinden en obstakels als ticketprijzen, bereikbaarheid en drukke agenda’s de aantrekkingskracht van de bioscoop temperen, bestaan er genoeg redenen om kinderfilms naar het grote scherm te brengen. Volgens het Kids Regio onderzoek (Building bridges: European Children’s Film in Focus, 2024) waar Zeilich-Jensen aan meewerkte, blijkt dat kinderen doorgaans individueel naar series kijken, maar naar films in gezelschap. “Alleen in de bioscoop heb je min of meer de garantie dat de ouders meekijken. Een cinemabezoek kan de aanleiding vormen tot een gesprek over gevoelige thema’s.”
“Alleen in de bioscoop heb je de garantie dat de ouders meekijken. Een cinemabezoek kan de aanleiding vormen tot een gesprek over gevoelige thema’s.”
Een goede kennis van het doelpubliek is wel een must. Hetzelfde onderzoek vertelt ons bijvoorbeeld dat het jonge publiek vooral verrast wil worden, waar ze hun content ook halen. Volgens Van Medegael zijn moeilijke thema’s dan ook geen taboe voor kinderen. “Zelfs een traag verteltempo kan hen – zoals bij Dikkie Dik – blijven boeien.” Het is vooral belangrijk om het publiek te segmenteren: er zit een enorme kloof tussen de behoeften van een vijf- of een elfjarige. Bronshoff: “Het is aan de makers om hun doelpubliek grondig door te lichten. Dat helpt hen om aan de subsidiënt een krachtige argumentatie voor te leggen. Ga met kinderen in gesprek, lees scènes voor in een klas… Er zijn zoveel mogelijkheden.” Een recept dat JEF trouwens al jarenlang toepast met o.a. kinderpitches en focusgroepen.
Het klinkt eensgezind dat we moeten samenwerken over de grenzen heen, en niet alleen op productioneel vlak. Iris Verhoeven, coördinator van JEF: “Waarom zouden België en Nederland naast creatie niet samen inzetten op marketing? Is dat geen idee voor een nieuwe subsidielijn?”
Noorwegen had dezelfde ingeving, toen het in 2024 drie kinderfilmfestivals in verschillende regio’s een gezamenlijk budget gaf, om uit te zoeken of nationale promotie ook impact heeft op lokaal niveau. Voor vier films huurde het Noors Filminstituut een marketingbureau in voor een grootschalige campagne: festivaltrailers, persberichten, aandacht in gedrukte en digitale media, een vergrote zichtbaarheid op social media, enzovoort. Het waren niet de marketingtools die nieuw waren voor de festivals, maar wel de intensiteit en grootschaligheid ervan. De inspanning resulteerde onder andere in een stijging van het aantal bezoekers, een versteviging van het merk ‘kinderfilm’ en het aanboren van een nieuw publiek.
Ook bij het VAF vinden ze samenwerking met Nederland belangrijk. “Die bestaat al, maar qua jeugdcontent kunnen we nog van hen leren” aldus directeur-intendant van het VAF, Karla Puttemans. Ze kadert bovendien de huidige situatie: “Met ons beperkte budget ondersteunen we met een aparte commissie één jeugdfilm per jaar. Ondertussen wordt de markt ook gevoed met aanbod vanuit o.a. Studio 100. Bovendien ondersteunt het VAF ook andere types content – zoals animatie – die zich ook tot een jong publiek kunnen richten. Maar omdat wij het filmaanbod zelf ook te beperkt vinden, ligt er momenteel een vraag bij de minister.”
Voorlopig hebben vertoners en bioscopen te weinig aanbod om hun jonge publiek te bedienen. Tegelijkertijd is het ook taboe om voorbehouden tijdsloten af te staan, die bedoeld zijn voor films voor volwassenen. “Dat maakt het falen van jeugdfilms in de zalen een selffulfilling prophecy, terwijl kinderfilms veel commercieel potentieel hebben,” zegt Zeilich-Jensen. Bronshoff vult aan: “Vertoners beseffen niet altijd dat je aan twee kinderen die de film willen zien, op z’n minst drie kaartjes verkoopt, vanwege de begeleidende ouder. Dat maakt van jeugdfilms een aantrekkelijk product. Bovendien hebben zulke films een lange levensduur en vernieuwt de doelgroep zich snel, dus hernemingen zijn niet uitgesloten.”
“Jeugdfilms zijn een aantrekkelijk product: aan twee kinderen die een film willen zien, verkoop je op z’n minst drie kaartjes, vanwege de begeleidende ouder. Bovendien vernieuwt de doelgroep zich snel, dus zijn hernemingen mogelijk.”
Bestaat succes uit het cijfer in de box office tabellen? Uit het aantal sterren op de rode loper? De erkenning op gespecialiseerde festivals? Of is het de persoonlijke waardering van het doelpubliek? Kevin De Ridder, programmator bij JEF, zegt het zo: “Misschien moeten we – samen met Nederland – onze succesverhalen vaker delen. Young Hearts heeft een Vlaams succesverhaal geschreven, en Flow steekt momenteel wereldwijd een gigantische pluim op de hoed van de kinderfilm.” In Letland schuiven fans zelfs in lange rijen aan voor een selfie met het Flow-Oscarbeeldje. Een droom waar we ook in de Lage Landen collectief naar mogen streven.